logo logo_provincieUtrecht

Archeologische Kroniek Provincie Utrecht 2000-2001

'Wat is het mooiste dat je ooit hebt gevonden?' is een vraag die regelmatig aan archeologen wordt gesteld. Deze vraag komt onwillekeurig ook op bij het doorbladeren van deze kroniek, want er is zoveel moois gevonden in de afgelopen twee jaar. Als altijd is het antwoord moeilijk te geven. Wie rekent op verhalen over spectaculaire ontdekkingen wordt niet teleurgesteld. Zo is onder een sportpark in Amersfoort een verdwenen middeleeuws dorp gevonden en leverde het onderzoek in Leidsche Rijn weer een schat aan informatie op over infrastructuur en bewoning. Ook de lezer die bijzondere vondsten verwacht, vindt ze in deze kroniek. Zoals de Romeinse grafsteen die is gevonden bij de aanleg van een fietstunnel onder de spoorlijn bij Houten of de koperen Romeinse paradehelm die boven water kwam bij het baggeren van een singel in Woerden. De mooiste vondst is echter vaak een onooglijk voorwerp dat na lang zwoegen of volkomen onverwacht wordt gevonden. Er valt misschien niet veel bijzonders aan te zien, maar er zit een heel verhaal aan vast. Zoals het zilveren muntje dat met een boor(!) op twee meter diepte werd gevonden op het kasteelterrein in IJsselstein of het exotische kauri-schelpje uit de gracht van datzelfde kasteel. De onderzoeken variëren van de begeleiding van de aanleg van paddenpoelen tot de verkenning van een 370 ha groot gebied ·en bestrijken de hele periode vanaf het Mesolithicum tot de Tweede Wereldoorlog.

Ook 'achter de schermen' is veel gebeurd. Sterker nog dan de voorgaande jaren heeft de toekomstige invoering van het verdrag van Malta haar schaduw vooruit geworpen over de verslagperiode van de kroniek. Voormalig staatssecretaris Van der Ploeg heeft de archeologische vakwereld verzocht normen en richtlijnen voor goed archeologisch onderzoek op papier te zetten, als middel om de kwaliteit van het archeologisch onderzoek te waarborgen. Deze Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) telt ruim 400 pagina's en is in januari 2001 aangeboden aan Van der Ploeg. Daarnaast heeft de staatssecretaris in oktober 2001 de interimbeleidsregels voor de opgravingsbevoegdheid vastgesteld, om de huidige wetgeving (Monumentenwet 1988) in de pas te laten lopen met de sterk gewijzigde archeologische praktijk. Dit zogenaamde Interimbeleid dient ter overbrugging van de periode tot de invoering van het Verdrag van Malta. In 2001 zagen ook twee nieuwe instanties het licht. Het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK) beheert de KNA en beoordeelt welke bedrijven er vooruitlopend op Malta al opgravingen mogen uitvoeren. Daarnaast heeft de archeologie sinds november 2001 een eigen inspectie, de Rijksinspectie voor de Archeologie (RIA) die onder andere toeziet op naleving van de Monumentenwet en het Interimbeleid. Deze beleidsmatige ontwikkelingen zijn ook herkenbaar in deze kroniek: steeds meer bijdragen worden aangeleverd door archeologische bedrijven.

Ook de provincie Utrecht heeft een belangrijke stap gezet ter voorbereiding op invoering van Malta. De toename van de hoeveelheid werk maakte uitbreiding van de capaciteit noodzakelijk. Zo heeft de provincie met de aanstelling van Dick Grapendaal per 1 december 2001 een eigen depotbeheerder. Sinds het vertrek van de vorige beheerder werd deze taak waargenomen door de assistentarcheoloog Ton van Rooijen. Ook op beleidsmatig vlak is er versterking gekomen. Naast Karen van der Graafwerken met ingang van 2002 ook Ruurd Kok en Alfons Vernooy als beleidsadviseur archeologie bij de provincie.

Nu Malta langzaam dichterbij komt, wordt archeologisch onderzoek steeds minder vrijblijvend. Dit is zonder meer een goede ontwikkeling. Bij planvorming wordt in een steeds vroeger stadium rekening gehouden met mogelijk aanwezige archeologische vindplaatsen. De uitvoering van archeologisch onderzoek is minder afhankelijk van de bereidwillige medewerking of toevallige belangstelling van een gemeente ofprojectontwikkelaar. Hiermee lijkt de tijd achter ons te liggen dat archeologen, al dan niet gefrustreerd, achter de feiten aan bleven hollen en overal hun voet tussen de deur probeerden te krijgen. Dit lijkt straks voorgoed verleden tijd wanneer archeologisch onderzoek in bepaalde gevallen verplicht wordt gesteld. Toch heeft deze ontwikkeling ook een schaduwzijde. Doordat archeologisch onderzoek nu al steeds meer wordt ervaren als verplichting, krijgt het vaak een negatieve bijklank. Archeologie wordt ervaren als lastig. Door de grote nadruk op nieuwe regels en procedures dreigt het archeologische verhaal zelf bovendien op de achtergrond te raken, terwijl het daar toch uiteindelijk om draait. Behalve wetgeving en regels blijven goede archeologische verhalen onmisbaar om het benodigde draagvlak te creëren voor de archeologie in Nederland, in de provincie Utrecht en in willekeurig welke gemeente.

Deze kroniek bestrijkt de jaren 2000 en 2001 en als altijd is een groot aantal bijdragen geleverd door amateur-archeologen, die onmisbaar zijn voor de Nederlandse archeologie. Daarnaast komen verslagen van de gemeentelijk archeologen van Amersfoort en Utrecht, van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB), van de provincie Utrecht en van een steeds groter wordend aantal archeologen dat bij archeologische bedrijven werkt. Het zijn hun verhalen die deze kroniek weer tot een boeiend en interessant naslagwerk maken. En wat de mooiste vondst is? Leest en kiest u zelf maar...

Doede Kok
Ruurd Kok
Fred Vogelzang 5

Download deze kroniek als PDF

Archeologische Kroniek Provincie Utrecht 2000-2001