Nieuwegein, Lek
Baksteenovens langs de Lek
Wie in de Middeleeuwen een stenen gebouw wilde bouwen in Nederland, had een probleem. Natuursteen was, afgezien van de Zuid-Limburgse mergel, niet in ons land te vinden; het moest uit Duitsland of België worden aangevoerd en was dus kostbaar – te kostbaar voor verreweg de meeste mensen. Klein hadden de Nederlanders daarentegen in onuitputtelijke hoeveelheden, en toen de oude Romeinse techniek van het steenbakken opnieuw was geïntroduceerd, verschenen de eerste baksteenovens. Dat waren nog ovens in het open veld, maar al snel ontwikkelde zich een echte industrie, vooral langs de grote rivieren waar de klei makkelijk kon worden gewonnen en in grote hoeveelheden kon worden verscheept. Van de honderden steenbakkerijen die het land ooit telde, zijn er nog maar enkele tientallen over, die overigens een immense productie hebben. De meeste staan daarvan staan niet, zoals vroeger gebruikelijk was, langs de grote rivieren. Aan het Oude Werk (gemeente Nieuwegein) heeft archeologisch bureau RAAP resten gevonden van zulke ovens opgegraven in het kader van het project Ruimte voor de Lek. Deze ovens, die uiteraard aan de Lek waren gesitueerd, waren uit historische bronnen bekend. De eerste vermelding dateert van 1642, maar op een kaart van Jacob van Deventer uit 1560 staat op die plek al een steenoven met een houten boerderij op poeren aangegeven. Een bron uit 1751 meldt dat de oven in dat jaar al in onbruik was. De resultaten van de opgravingen hebben deze dateringen bevestigd. De archeologen vonden de sporen van drie ovens van 15 x 20-25 m en van een nabijgelegen woning en een werkschuur. De ovens waren grote gebouwen met stevige muren, die dicht bij de zomerkade lagen. De eerste fase dateert van vóór 1625, wat overeenkomt met de vermoedens op grond van historische bronnen. In een tweede fase werd het terrein twee meter opgehoogd, waarna er twee nieuwe ovens, een boerderij met werkschuur en een waterkelder werden gebouwd. Resten van glas-in-loodramen en een tegeltableau wijzen erop dat de eigenaar-bewoner een redelijke mate van welstand genoot. Een metalen kookpot en scherven van een glasservies bevestigen dat beeld.
Van een van de eigenaars, Johannes van Maurik, is bekend dat hij in 1673 16 morgen land bezat langs de Lek, die hij gebruikte voor kleiwinning. Nadat de stenen gevormd en gedroogd waren, werden ze in de met turf gestookte ovens gebakken in porties van 565.000 stenen. Die werden onder meer naar Vlissingen, Alkmaar, Dordrecht, de Schermer en de fortificaties Sas van Gent en Breda verscheept. De vondst van een Zeeuwse munt is een is een aardige illustratie van de handel met die zuidwestelijke bestemmingen. Om de aanvoer van turf en de afvoer van de gebakken stenen te vergemakkelijken, hadden de eigenaars kadewerken aangelegd. Die konden jammer genoeg niet verder worden onderzocht omdat ze onder de huidige zomerkade liggen. Er lagen in diezelfde tijd nog meer ovens in de omgeving. Bij het Heiwerk zijn resten van zes steenovens uit de periode 1500 – 1850 en van een bijgebouw gevonden. Misschien was dat een werkschuur of droogloods. Bij het Hoenderwerk lag een concentratie baksteenpuin van 30x30 m, wat het onherkenbare restant van steenovens zou kunnen zijn. Ook die is, op basis van de weinige vondsten, tussen de 16de en 18de eeuw in gebruik geweest. Sporen van een lang bijgebouw van 35 x 2 m wordt geïnterpreteerd als plek waar de stenen te drogen werden gelegd, een zogenaamde haaghut. In de omgeving van het terrein liggen veel kleiwinningskuilen, uitgegraven in een regelmatig patroon, conform de systematische aanpak die deze vroege Nederlandse industrie kenmerkte.
R.W. de Groot, RAAP
Met dank aan Hester van den Ende
Foto: De dikke noordmuur met steunberen van steenoven 1 aan het Oude Werk, met op de achtergrond steenoven 2.