logo logo_provincieUtrecht
Tussen Romeinen en Riddertijd

Tussen Romeinen en Riddertijd

Meer dan twee eeuwen lang liep de grens van het Romeinse rijk dwars door Utrecht, zowel door de huidige provincie als door de huidige stad. Tussen 250 en 300 n. Chr. kwam dar abrupt een einde aan. Het Romeinse leger ontruimde de forten langs de (Kromme en Oude) Rijn , en nog weer een eeuw later was er niets meer over van de Romeinse heerschappij. Nog in diezelfde tijd namen anderen het heft in handen: zwaar bewapende krijgers en hun gevolg uit het noorden, die zich nestelden in de oude forten en op andere punten langs de rivier. Bijzondere archeologische vondsten werpen licht op deze `donkere’ Middeleeuwen.

Schitterend rood

In de Vroege Middeleeuwen was er in Europa grote vraag naar almandijn, een doorschijnende rode halfedelsteen die onder andere in India en Pakistan wordt gevonden. De dertiende-eeuwse dichter Jacob van Maerlant schreef erover: `Men vindt het in het land van Azië, duur en uitermate schoon en voor een deel lijkt het op de granaten, nog beter lijkt het op de robijn’. De vroege middeleeuwers verwerkten ze in sieraden, zoals deze mantelspeld uit het grafveld van Rhenen, daterend uit de 6de eeuw . Ze slepen de almandijn tot heel dunne, vlakke plaatjes en zaagden die daarna precies op maat om in een raamwerkje van goud of zilver te passen. Daaronder was dan ook nog een stukje metaal aangebracht met een ongelooflijk fijn raster, waardoor het licht dat op de almandijn viel, nog extra werd weerkaatst. Het raster, waarvan de vakjes fracties van millimeters meten, is op de foto goed te zien. Achter de sierplaat zijn de zwaar gecorrodeerde en met textiel verkoekte resten van de ijzeren speld te zien. 

Meer voorwerpen uit dezelfde vindplaats